Er was eens een uiterst sympathiek marinogeel-met-groene-gordijntjes Volkswagenbusje, Rossinante genaamd. Rossinante ging op reis. En wij gingen mee.
Het plan was simpel: “Via Boedapest en Transsylvanië gaan we naar Turkije. Vanaf Istanbul volgen we min of meer het eeuwenoude pad naar Kathmandu. We zien wel, we hebben de tijd namelijk.”
Door wat vliegtuigen in een World Trade Center verliep alles uiteindelijk een beetje anders; we bogen af naar beneden en doorkruisten Syrie en Jordanie. Tot aan Aqaba en weer terug.
* onderstaand verslag is geknipt en geplakt van een ter ziele gegane GeoCities website *

Hemelvaart 2001: Oefenen in de Eiffel
Tijdens het hemelvaartweekend hebben we druk geoefend: (hoe) werken het gasstel en de minikoelkast? Wat ‘loopt’ het busje? Waar komen de muggen naar binnen? Hebben we genoeg ruimte voor alles? Moet het luifel mee? Et cetera et cetera…
Nou, iedereen kan gerust zijn: behalve de benzinemeter werkt alles! Rossinante loopt 1 op 10, we hebben meer plek dan gedacht, luifel moet mee en de muggen komen werkelijk overal naar binnen.
Nou moet Rossinante nog door de APK-keuring. Dat gaat ergens aan het eind van juli gebeuren. Ook moeten we nog wat bandjes opnemen voor onderweg, maar dat is het dan ook wel…

15 augustus 2001, de keuring
Er is weer wat nieuws te melden: Rossinante is met glans door de keuring heengekomen. Na wat gepruts doet zelfs de verwarming het weer. Blijft dus over die benzinemeter, maar ach, dat doen we wel weer bij terugkomst. Met de dagteller kunnen we de tankinhoud ook wel bijhouden. Bovendien hebben we een geweldig leuk benzinetankje voor in het reservewiel gekregen. Tanken en bijtanken moet dus kunnen lukken zonder al te veel problemen. Oh, we hebben ook een nieuwe tankdop. Een orgineel ruitrubber komt nog in het raampje van de charmante bijrijdster en een gloednieuw 1 watt lampje in het handremverklikkerlichtje. Heeft iemand nog een slot met sleutel liggen voor een T2 motorklep? Komend weekend plakken we nog wat gaatjes in de tentdoek van het uitklapdag en dan moeten we maar eens serieus gaan nadenken over de kleren die we moeten meenemen.
Eindelijk vertrekdatum vastgesteld
Na wat uitstel en wat heen en weer gedub hebben we besloten om de 27e augustus ‘aan te rijden’. Niet dat het nou op een dag komt, maar een maandag leek ons echt zo’n dag om te vertrekken. De achterblijvende huisgenootjes moeten vanaf die dag dus zelf op Foekie de OK-kat letten tot de bus terug is, ergens tussen 28 augustus en iets in 2002.
5 september 2001, vanuit Sibiu, Roemenie
Hallo vrienden, familieleden, sceptici (Pim enzo), onbekenden en donateurs. We zitten te lachen in het internetcafe in Sibiu, das in Roemenie. En wat zijn jullie aan het doen? De eerste week is al om. Rossinante rijdt nog, het geld is nog steeds niet op en we willen nog niet naar huis. Nee, het gaat uiterst flex allemaal. Vanavond eten we vegetarische pizza voor minder dan 4 gulden; moeten we nog meer zeggen? We zullen even kort samenvatten wat er tot nu toe is voorgevallen allemaal. Duitsland: Snelwegen en files, daarbij uitstekende wegrestaurants met dito parkeerplaatsen. Heel fijn voor de wereldreiziger.

Oostenrijk: Snelwegen en maar 1 kleine file met uitzicht op de skyline van industrieel Wenen. Het is goed om ook dit deel van de wereld te zien. Lekker brood met knoerharde korst, spruitjes uit de diepvries en nog immer fijne parkeerplaatsen met een fijne douche voor de wereldreiziger. Dan Hongarije: Twee prachtige dagen Boedapest en fantastisch weer nog steeds. Behalve die dag dat je ruitenwissers het totaal begeven, dan regent het natuurlijk. Wat doe je dan? Dan rij je bij droog weer door naar Szeged, in het zuiden. Daar zoek je de lokale ANWB die zichzelf onherkenbaar heeft vermomd als ‘Magyar autoclub’ en dan wacht je de hele middag op twee mannetjes die druk in de weer met je nieuwe ruitenwissers, je dashbord en handrem, en na drie uur niet komen vertellen dat je verder kunt, maar in plaats daarvan meedelen dat je een ferry bieg proplem hebt. Met een goeie ijzerzaag en met een nog beter lasapparaat staan er dan na 5 uur toch twee wapperende wissers op je ruit. Hoera! ‘T kost wat, maar dan heb je ook wat.
We moeten er wel bij zeggen dat de plaatselijke camping heel veel heeft goed gemaakt. Het seizoen voor camperende wereldreizigers is blijkbaar voorbij, trouwens. We konden kiezen uit 10 verschillende douches, een half vol zwembad, en tig wc’s. Keukentje en afwasfaciliteiten leken ook alleen voor onze komst aangelegd. Het lokale kioskje ging open en het naastliggende cafeetje ook: we hebben er overigens geen gebruik van gemaakt. Oke, wat toen? Toen koersten we Rossinante naar Romania. Gisteren gestrand in Deva. In het totaal verkeerde deel van de stad wilde een lokale bargast ons wel de weg wijzen naar een fraaie ‘kemping’. Dat werd dus een niet-wilde achtervolging door donker Deva en het naastliggende kronkelpad heuvelopwaarts. Uiteindelijk afgezet in het hotelletje met belabberde faciliteiten en geen ‘kemping’. Om verdere verwarring en vooral teleurstelling voor de uitbater te voorkomen hebben we er de nacht doorgebracht. Prima geslapen tot elf uur…Om nog wat van Deva te zien zijn we weer een andere heuvel opgeklommen tot bij de ruïne. Naar beneden hebben we abgeseilt, maar dan zonder touwen. We bewogen ons uiterst behendig en elegant van tak naar tak. De teva’s hebben er nauwelijks onder te lijden gehad. Trouwens, teva’s gaan het helemaal worden hier, net als in Hongarije. Denken we, tenminste. Iedereen kijkt naar onze tenen en wat er omheen zit. Of het is heel raar, of we zijn trendsetters. Wil iemand erg rijk worden? Kom naar hier met een vrachtwagen van die hippe slippers.

Dan de persoonlijke noot waarop jullie vast ook zitten te wachten: Roemenie is voor ons het eerst land waar het openbare leven echt anders is. Niet de vreselijke armoede tegengekomen die we soms gevreesd hadden (nog niet?) en veel betere wegen dan waar we ons op hadden voorbereid, maar wel veel paard en wagens, hooibergen met en zonder wielen, schaapherders en pruttelende gasfabrieken die vrachtauto’s moeten voorstellen. Het is een beetje wennen; gisteren vonden we alles nog prachtig, vooral de opdoemende Karpaten, maar vandaag toch een beetje overkil aan vervuiling en beroerde verkeerssituaties. Onze mama’s zouden zeker gezegd hebben “Och toch, net wie vreuger bie os”. Tsja, en nu zitten we zoals gezegd in het Internetcafe in Sibiu, een prachtig Middeleeuws stadje. Rossinante staat 3 kilometer verderop geparkeerd.

De plannen voor morgen en daarna: Morgen rijden we verder door Transsylvanie, richting Brasov. Daarna zakken we recht door de Karpaten af langs Bran – alwaar het nep-Draculakasteel zich schijnt te bevinden- richting Boekarest. Daar zullen we ook nog wel een keer stoppen. Eerste bestemming daarna is de Zwarte Zee-kust van Bulgarije, maar dan zijn we alweer een dag of wat verder.
Zo, we zijn door onze tekst heen voor het moment. Voor wie nog twijfelt: we maken het uitstekend! We eten ook nog gezond. ’t Enige is dat we ons momenteel een heel klein beetje vies voelen. Een fijne douche en een wasserette zouden wel gewenst zijn. Maar ach, echte ontberingen hebben we nog niet geleden. Uhm, we tanken net een beetje vaker dan we zouden willen maar denken nog steeds dat een retourtje nog verder weg moet kunnen. Laten jullie ook weer eens wat horen? Vinden we leuk, hier kunnen we verder ook met niemand praten…
Tot later!
18 september 2001, vanuit Silivri, Turkije
Jah, het duurde even maar we hebben weer een internetcafe gevonden. Wat een toestanden in de Westerse wereld. We hebben alles meegekregen hoor, niet in de laatste plaats door de vele waarschuwende mailtjes om toch vooral niet naar Afghanistan af te reizen. Troost jullie, we waren het ook niet van plan. Volgens de Telegraaf – de enige krant voor wereldreizend Nederland – van gisteren (zaterdag) is Turkije zometeen thuishaven voor Amerikaanse legertoestellen. Maar die zullen vast niet vanuit Istanbul vertrekken, toch? Onze bestemmingen moeten we misschien herzien: Iran en verder is misschien niet zo’n heel goed plan op het moment. Maar laten we niet op de zaken vooruit lopen. Het plan is om eerst eens op onze dooie akkertje Turkije te ploegen. Eerst de poort door naar Azie, schitterend Istanbul (we zitten daar nu dus al een paar dagen). Daarna verheugen we ons op de binnenlanden. Tegen de tijd dat we moeten beslissen of de reis kan doorgaan richting Iran, bekijken we eerst de politieke situatie. Van de krant hebben we begrepen dat uitwijken naar Syrie en Jordanie niet echt een veel betere keuze is. Maar goed, te vroeg om daar nu allemaal plannen voor te maken.
Terug naar onze huidige stek, Constantinopel: Het weer is gigantisch fijn, de mensen zijn net zo vriendelijk en de stad is precies zo prachtig. Alles paletti dus. We spreken ook al een behoorlijk woordje Turks mee: 1,2,3,10 en 1000 maakt niemand ons nog wijs. Belangrijkste term hier is “yok”, een woordje wat je gewoon overal tussendoor kwekt. Het is net zoiets als ons eigen “vet”, maar dan functioneel. Het betekent zo’n beetje alles wat je niet hebt, niet wil of anderszins wilt ontkennen. Een voorbeeld uit onze eigen praktijk: van “yok problem” werden wij afgelopen donderdag erg blij tijdens ons tweede verblijf bij een automonteur. Die dag strandden we namelijk zo’n 60 km voor Istanbul. Na een zware onderhandelronde wisten we de beunprijs te schroeven van 15- naar maar liefst 100 US dollar. Onze tactiek was even simpel als doeltreffend, zij het onbedoeld en tot onze eigen verrassing: sip kijken en sip blijven kijken. Anyway, het kostte wat, maar daarvoor mochten we dan ook weer kamperen in dezelfde garage. Erg leuk om daarin te koken terwijl de monteurs nog wat bijklussen in de late avond- en vroege ochtenduren. Wij hebben in ieder geval lekker gegeten en prima geslapen. Enfin, terug naar “yok problem”. Het een dag later geuitte “yok condjuctor” en even later zelfs “yok motor” is een heel stuk minder bevredigend. Terwijl we een moedeloze blik op een berg schroefjes en schijnbaar niks meer met elkaar te maken hebbende onderdelen van wat eens de drijvende kracht van Rosinante was, konden we zelf wel in vloeiend Turks aanvullen het tragische “yok Istanbul?”
Ach, wat kwam alles toch weer miraculeus in orde. Ja, we hadden een groter probleem dan de monteurs in eerste instantie meenden en ja, uiteindelijk waren we nog voordelig uit ook…denken we…En hee, we hebben een gloednieuwe condjuctor, wat dat dan ook is.

Ondertussen hebben we al heel wat gesightseed in Istanbul en heel wat minaretjes gezien. Erg mooi allemaal. Vooral Theo amuseert zich ook kostelijk met zijn paar woordjes Turks die hij te pas en te onpas gebruikt. Maar wat gebeurde er ook alweer allemaal voor Istanbul? Eh ja, we gingen dus richting Brasov in Roemenie. Daar stonden we een dagje en keken wat rond in de regen en de kou, slechts 10 graden was het daar opeens. We kabelbaanden een heuvel omhoog om het schitterende uitzicht te bewonderen, nevel en grijsheid. Verder zagen we nog wat middeleeuwse bouwsels waar heel Roemenie mee volstaat. Van Brasov reden we naar Bran, alwaar we ons in de efteling waanden. Kasteel zou dus iets met Dracula te maken moeten hebben maar doet het eigenlijk niet. Geeft niks, toch erg mooi en de efteling heeft er duidelijk inspiratie uit gehaald. Daarna midden door de Karpaten gereden en bovenop nog gestopt bij een mannetje met paard en wagen en kaas. Een heuse Roemeense kaas gekocht waar onze koelkast nu nog altijd naar stinkt. Toen we weer uit de Karpaten kwamen rollen waren we zo’n beetje in Boekarest. We parkeerden Rossinante voor de nachtrust en bleken zo’n beetje in de tuin van het paleis van Ceausescu te staan. Ongelooflijk groot gebouw, moest ook het grootste van Europa zijn. Twas in ieder geval een typisch geval van grootheidswaanzin van die meneer. Van Boekarest verder eigenlijk weinig gezien, hele grote, hele drukke stad. Oh ja, daar bleken opeens mijn (susan) teva’s gesmolten te zijn! Grote ramp, maar het bleek gelukkig toch nog redelijk mee te vallen, ik kan er nog goed op lopen. Oorzaak van smelting onbekend, iets in het busje in ieder geval. Ok, na bekomen te zijn van deze ramp ging de reis verder richting Bulgaarse grens. Dat was nog een hele toestand, moesten langs allerlei mannetjes die beweerden iets van belasting te moeten innen. Het was duidelijk één grote maffia daar, maar we moesten erdoor dus konden er erg weinig tegen beginnen. Na een lange lange onderhandeling waren we uiteindelijk nog de 25 gulden en al ons Roemeens kleingeld kwijt. En mijn zoutjes, die ik maar had afgegeven aan een vrouwtje met 1 tand die aan mijn raampje gekleefd bleef zitten.



Bulgarije…het land bleef een beetje hetzelfde, erg mooi landschap met veel groene heuvels, veel mais en veel paard en wagens. Het rijden was ook nog altijd hetzelfde, een soort computerspelletje eigenlijk. Ontwijk de overstekende mensen, honden, kippen, geiten, koeien, paarden en karren, vermijd de stenen, kuilen en andere rotzooi op de weg, en kijk uit voor de inhalende Roemeen/Bulgaar. Best apart voor eventjes, maar vermoeiend op de langere duur. In Bulgarije gingen we meteen richting zwarte zee kust, alwaar we een dagje strand deden, in de buurt van Varna. Het weer was na die ene kouwe dag in Brasov trouwens altijd uitermate zomers. Na Varna maakten we nog 1 stop in Carevo en toen zetten we koers naar het minimale doel; Turkije. Helaas kwamen we voor het behalen van dat doel met autoproblemen te zitten. Gelukkig stonden we net bij een benzinestation aan een verder nogal verlaten heuvelweggetje en was de pompbediende zeer behulpzaam bij het verhelpen van ons euvel. Er erd nog een vriend bijgesleept en later nog een stuk of wat wegwerkers die in de buurt waren om Rossinante de werkput op te duwen. De loszittende pluskabel van de accu zat na een uur of drie weer vast en we konden toch nog de Turkse grens halen. Die haalde we ook, (grappige stempeltjescultuur aan die grens trouwens, van het ene loket naar het andere en weer terug om uiteindelijk je hele stempelkaart vol te hebben) maar zo’n 60 km landinwaarts stonden we weer stil. Vraag niet hoe, maar het is nog gelukt, ondanks vervaarlijk uitziende brandende rode lampjes in de auto, om een kolonie monteurs te vinden. Zie boven. Tijdens hun geknutsel zaten we nog wat met onze voeten in de zee van marmaris, voerde diepgaande gesprekken met lokale turken met behulp van ons woordenboekje en in de namiddag werd an eindelijk koers gezet richting hectisch Istanbul. En daar zitten we nu dus achter die computer, het verhaal is zo’n beetje rond. De volgende bestemming is Bursa en dan langs de kust wat naar beneden. En wees gerust, we houden het nieuws met betrekking tot uitbrekende oorlogen in deze regio goed in de gaten.
Tijd voor wat reflectie. We zijn drie weken van huis nu. Het lijkt niets, maar tegelijkertijd kunnen we al niet meer zeggen wat we allemaal hebben gezien. Soms lijkt het een eeuwigheid die we onderweg zijn. Boedapest bijvoorbeeld, was dat deze zomer? Dat de tijd snel en langzaam gaat tegelijk is niet perse een slecht teken hoor, integendeel, soms leven we life to the max en dan kun je veel ervaringen in eenzelfde dag proppen. Maar rust is ook belangrijk en na het in alle opzichten hectische Istanbul zijn we er aan toe.
De bovenstaande tekst is alweer drie dagen oud. Uiteindelijk lukte het ons niet om het verslag in Constantinopel op het net te plaatsen. Daarom proberen we het vandaag nog eens, in een mega winkelcentrum langs de weg in Silivri. We zijn op de Dardanellen aan het afstevenen. Nadat we die zijn overgestoken houden we halt in of in de buurt van Troje. Daar hopen we een paar dagen van Turken, de zee en de rust te genieten. En zeker ook van de heerlijke hapjes die op straat te krijgen zijn. Zo ontzettend simpel maar toch zo lekker. Bijvoorbeeld geroosterde maiskolven en gepofte kastanjes. Het echte uit gaan eten is wat moeilijker. Vegetarisch eten bestaat amper en als je het probeert uit te leggen gaat het meestal mis en bestaat je avondmaal uit een schoteltje rijst. Ach ja, we kunnen gelukkig zelf koken en vullen de vitamientjes dus regelmatig aan door grote blikken groente op te warmen. Anyway, Turkije en de Turken zijn erg aangenaam. Hoe anders dan Roemenie en Bulgarije. Niet dat we daar niet genoten hebben. Het landschap is prachtig en totaal niet grauw zoals we het eigenlijk toch een beetje verwacht hadden, en (en dat geldt ook nog voor Turkije) het is een paradijs voor dierenliefhebbers. Overal krijgen we er tijdelijke huisdieren bij, heel gezellig, iets minder gezellig zijn de vele platgereden huisdieren op de weg helaas. Maar wat mensenbevolking betreft is men er duidelijk minder empathisch, in eerste instantie althans en ten opzichte van vreemden. Misschien komt het door de onbekendheid met toeristen, met de taal die deze vreemden spreken en met de onhandigheid met het geld dat deze zelfde toeristen tentoonspreiden. De taal is zeker een grote barriere, Engels spreekt men nagenoeg niet, ook niet in de fraaie steden en de kennis van het Duits is tanende. Vragen die je stelt worden als een last gezien, zo lijkt het soms. Een enkele keer werd echt omzichtig doorgepraat met alle ledematen en met alle hartelijkheid die je je kunt voorstellen. Dat was fantastisch. Verstaan of begrijpen deden we het niet, maar je maakt contact, lacht, bedankt, en praat gewoon in het Nederlands terug. Wat maakt het uit? Op de Bulgaarse camping in Varna bleken we zodoende een tuinset besteld te hebben, inclusief geruit tafellaken. Heel handig. De douche daarentegen hebben we helaas nooit gevonden. Pas hier in Turkije komen de internationale interacties echt op gang. Turkije is in dit deel ook wel erg Westers, dat zal zeker meespelen. Maar de gastvrijheid en beleefdheid is heerlijk, in het geheel niet opdringerig, gewoon eerlijk en persoonlijk. Ook op straat en ook van diegenen die je iets willen verkopen. Wil je niets hebben? Yok probleem en nog een fijne middag. Hopelijk blijft het zo, Nederland kan er nog een puntje aan zuigen.
Dat was het, jonge en minder jonge lui. Hoop dat jullie weer allemaal een beetje gerust zijn waar het ons betreft. Als we af en toe wat van jullie horen, kunnen wij ook weer onbekommerd verder. Eet smakelijk en voor straks welterusten.

5 oktober 2001, vanuit Dalyan Turkije
Euh, hallo? Zijn jullie er nog? Wij wel weer, al heeft het even geduurd: Weinig betaalbare en voldoende snelle verbindingen met internet gevonden, en zo nu en dan eigenlijk ook weinig fut om een hele site te gaan bijhouden. Maar de omstandigheden zijn vrij gunstig vandaag, en vanuit Dalyan berichten wij jullie over onze wereldreis (…ahum, rondreis is het inmiddels…). Waar waren we gebleven? Och, in Silivri. Dat is alweer twee weken geleden. We waren toen vanuit Istanbul op weg naar de Egeische kust. De 18de maakten we nog een stop in het bejaardenoord Sarkoy. In ’t pikkendonder hobbelden we naar een parkeerplek alwaar we Rossinante met haar kont zo’n beetje in de zee van Marmaris parkeerden. Zo konden wij vanuit bed mooi uitzien over diezelfde zee en de haar overkoepelende sterrenhemel. ’s Ochtends werden we uitermate vroeg gewekt door een mega-mug. We dachten nog eens vroeg wakker te zijn, maar heel Sarkoy van 65+ was al aant joggen geslagen. Desondanks waren we al vroeg op weg naar Azië. Zouden we dat dan toch nog gaan halen? Ons vertrouwen in de bus was namelijk weer behoorlijk geschaad sinds ze een opvallend sisss geluid maakte, alsof Rossinante voordurend stoom afblies. ’s Avonds was er nog spontaan een plaatselijke Turk onder ons vehikel gesprongen die na een half uur weliswaar het ons bekende ‘yok problem’ uitstootte, maar Theo’s bezorgdheid toch niet echt had kunnen wegnemen. Maar goed, voor de grote oversteek -gepland in Eceabat- zouden we eerst nog de slagvelden van de Eerste WO in Gallipolli bezoeken. Onder leiding van Ataturk, toen nog gewoon luitenant Mustafa Kemal, hadden de Turken daar -op de uiterste punt van Zuid-Oost Europa- de maandenlange slag tegen de geallieerden uit Australie en Nieuw-Zeeland gewonnen. Nodeloos is het te zeggen dat aan beide kanten honderdduizenden de loopgraven niet overleefden. Groot was onze verbazing dat het lokale oorlogsmuseum voornamelijk de glorie bezong van de Anzac soldaten (de geallieerden dus). Het het gebied was overduidelijk met steun uit Australie vermuseumd. Beetje vreemd, maar desalniettemin veel geleerd daar. Onze tweede verbazing van die dag betrof, u raadt het al, ons busje. Dat wilde niet meer achterwaarts de parkeerplaats af. In de achteruit sloeg de motor af. Wat nu weer? Met wat kunst en vliefwerk, en enige hulp van duwende Turken, reden we uiteindelijk toch maar vooruit de parkeerplaats af. Even verderop opperde Susan de suggestie dat de twee loshangende kabeltjes die de lokale Turk de avond van tevoren trots had bevestigd ergens onder de auto, misschien wel iets te maken hadden met dit euvel. Weer wat later had Theo die kabeltjes weer losgepeuterd en prompt konden we weer naar achteren karren. Hoera! Op naar Azië! Maar werd dat gesisss nou steeds harder, of meende Theo dat maar? In Eceabat, vlak voor het oprijden van het veer over de Dardanellen, nog maar eens heel even navraag doen bij een kleine garage. Drie uur later was de oorzaak nog niet achterhaald. Inmiddels was de motor al wel opnieuw afgesteld, waren er wat leidingen vervangen, was de sibop (ventiel) al ee nkeer open en dicht geweest, hadden we alle bougies een keer voorbij zien komen en hadden vijf monteurs tegelijk onder de bus gelegen om het gaspedaal opnieuw af te stellen. Zij hoorden geen gesis meer, maar wel wel, en net zo hard als daarvoor. Een uur later maakte een stukje tuinslang een eind aan alle lijden: blijkbaar had er een gaatje gezeten in een verder onbenullig stukje uitlaat. Hoera! Iedereen blij! Op naar Azië! De achteruit deed het natuurlijk niet, dus de zojuist weer bevestigde kabels maar weer losgetrokken. Volgens de monteur dienden die overigens voor het achteruitrijlicht, was we nu dus niet hebben. Tegen alle angstige vermoedens in haalden we het veer. Dat bleek niet te zinken en zonder verdere problemen reden we in Canakkele het machtige Azië in. Driewerf hoera!

Daags erna brachten we een bezoek aan het klassieke Troje; indrukwekkend veel stenen en tegen de waarschuwingen van de Lonely Planet in zeker het bezoeken waard. Je kon het wapengekletter van Hektor en Achilles nog horen op de winderige heuvel. ’s Avonds arriveerden we in Assos, een andere steenoude stad. Aristoteles heeft er nog drie zomers lang vertoefd. De aankomst was spectaculair: na een scherpe klim en een net zo scherpe afdaling werden we dwars over een restaurantterras gestuurd richting mini-mini camping met precies genoeg plek voor één busje. Assos is een prachtig vissersplaatsje aan de Egeische zee, en we bleven er dus ook een dagje relaxen aant water. Alleen schijnt het sterftecijfer onder obers er nogal hoog te zijn. Twee dagen later, op de 22ste, vertrokken we weer uit Assos, een beetje bruiner van zon, zee en zout. Nadat we de ruines van het plaatsje hadden bewonderd zetten we koers naar Bergama. In die stad, ook bekend als Pergamum, wilden we de befaamde restanten bezoeken van haar bloeitijd als één van de belangrijkste plaatsen van het vroeg-Romeinse rijk. Vroeg zouden we opstaan om de vele oudheden te bezoeken. De camping die we vonden leek gelukkig te voorzien in een onbezorgde nachtrust. Wat jammer dat diezelfde camping vanaf 10 uur zowel parkeerplaats als feestterrein bleek te zijn voor een gigantische bruiloft. Om 2 uur lagen we nog naar ons plafonnetje te koekeloeren. Opeens was het feestgedruis voobij en even later was het ochtend. Pergamum , ’s anderendaags was indrukwekkend met haar tempel, theater & asclepion, en een Rode Basiliek uit latere eeuwen.

Onze kaart en boeken leidden ons vervolgens naar het niet te mogen missen Epheze. Alweer zo’n mega-belangrijke stad uit de oudheid. De monument moeheid begon al een beetje te komen maar Epheze bood nog veel moois, met name de facade van de bibliotheek was prachtig. Toeristen te over nog in deze tijd van het jaar. Nauwelijks touristen daarentegen 500m verderop, mbij het voormalig wereldwonder de Tempel van Artemis. Hier slechts 1 zuil en een handelaar in nep-oude munten. We feliciteerden hem met zijn verzameling en vertrokken naar tussenstop Kusadasi. Pal aan zee en 200m van de kuddes Hollandse en Belgische en meer toeristen vonden we onderdak op de werkelijk fantastische camping Onder. Onthoud die naam! Voor een schijntje beschikten we over een grote en schone camping met fijne douches en zit wc’s, met tuintafel en bank, met elektrisch en wasmachines, met lieve katten en een compressor voor het grote luchtbed, met een prima restaurant en met obers die zich totaal over je ontfermden. We waren thuis! Wat een tussenstop van 1 nacht had moeten zijn werd een complete vakantie van zes dagen. En nog vertrokken we enkel vanweg het simpele feit dat we het tegenover niemand zouden kunnen verantwoorden om zooo lang in een oord als Kusadasi te blijven. Inmiddels waren we al volledig opgenomen in de familie Kacan, van een van de obers. We kunnen er niet aan ontkomen om deze jongen en zijn verloofde later deze reis nog eens te ontmoeten in zijn geboortestad Sivas. We werden door hem uitgenodigd een middag te spenderen in het huis van familie Kacan. Hier keken we voor ons totaal onbegrijpelijke tv, gingen op kraamvisite (alleen Susan), keken toe hoe de vrouwen brood bakten, aten dit op, dronken veel thee en werden bijna bekeerd tot de Islam. Erg leuk allemaal. Beetje moeilijk communiceren maar gelukkig kende vader Kacan nog wat nederlandse woorden van zijn werk in nederland. Na die kleine week vonden we dat we weer eens wat moesten gaan doen en zien. Dat werd het natuurwonder in

, ruim 200km landinwaarts. Naast de Grieks-Romeinse ruines van Hierapolis herbergt deze plaats wonderbaarlijke kalkformaties, ontstaan uit de bronnen in het nabije hooggebergte. Het naar beneden sijpelende water heeft bizarre terassen doen ontstaan van voornamelijk calcium en nog wat andere zouten. Het gebied is nog maar beperkt toegankelijk omdat toeristen het dreigden plat te trappen. Ruimte genoeg echter om al het moois te bewonderen. Blote voeten verplicht en heerlijk in het warme witte water. We verbleven op een eenvoudige camping, met heimwee naar Onder vanaf de eerste blik op het sanitair. De kinderen van de baas die na de aangeboden soepstengels weigerden om onze bus nog te verlaten, maakten veel goed.
Daags erna Aphrodisias. Weer stenen zul je zeggen, maar ook deze overblijfselen waren onwaarschijnlijk mooi. Een compleet behouden Griekse en later Romeinse arena, een tempel van Afrodite en een welhaast compleet marmeren theater, met stoeltjes met leuningen. Toen al! Vermeldigswaardig is nog het onderdak dat we kregen bij het pension/restaurant waar we naar een camping informeerden en die we prompt kregen aanboden op het verder toch klantloze terras. Erg knus geslapen tussen de keurig gerangschikte tafeltjes en stoeltjes, lekker gegeten ook maar geen schitterend tapijt gekocht Ons huisje is er te klein voor en we hebben al twee mooie zwarte automatjes. We verlieten Aphrodisia voor de grote blikken toeristen er werden losgelaten en wijzigden onze plannen om een toeristenoord met bezienswaardigheden als Bodrum aan te doen (Maarten, laat jij ons straks weten wat we allemaal gemist hebben? En die coctail houden we wel tegoed.). In plaats daarvan verkozen we rustigere oorden aan de Zuidkust als Koycegis en Dalyan. Onderweg kregen we nog te maken met twee eigenaardigheden; de linkerachterbank bleek bezaaid met ijzerdraadjes die als lange naalden uit het rubber priemden. Theo had ze al een afgeknipt maar ze bleven terugkomen. Net een voodoopraktijd, doodeng en bizar! Overigens bleef de band gewoon hard. Tegelijk schokte ons busje hevig bij 35km/u in de twee, en 55 km/u in de drie, en alleen dan! Hoe kon dat? Tijd voor een kopje koffie in een garage dus. Geheel voorbereid op een lang verblijf bleek het allemaal erg mee te vallen. Motor bleek dik in orde en beide fenomenen hingen misschien wel samen. Een monteurtje drosste ons naar een ongetwijfeld bevriend bandenspecialist en voor $55 hadden we even later een nieuwe band. Het probleem was daarmee geheel verholpen maar begrijpen doen we het nog steeds niet. Als een van de technici dit dit lezen het wel snapt, dan horen we het graag. Misschien kan hij of zij ons meteen vertellen hoe dat zit met die draadjes van de achteruitrijlichten/-blokkering.

En nu zitten we op een prima camping in Dalyan, een klein en vrij leeg met een terrasje aan de rivier en uitzicht op de beroemde Lycische graftomben, uitgehouwen in de rotsen van Kounos; alles voor ons alleen. Privé waren ook het moderbad en thermaal –lichtelijk radioactief– bassin dat we gisteren namen. Hééérlijk! We voelen ons vijf jaar jonger en gezonder. Twee bootladingen toeristen leken ons de hele relax-middag te gaan vergezellen, maar zij bleken slechts dertig minuten gegund te zijn in de weldadige poelen. Grappig om te zien hoe een kudde zich in noodtempo insmeert met modder en zich meteen daarna uptempo weer moet afspoelen. Er stond toch duidelijk aangegeven dat je de klei minstens drie kwarties moest laten opdrogen annex intrekken… We lieten het gedraag gestaag aan ons voorbij gaan en hadden de rest van de middag de omgeving bijna helemaal voor onszelf. Zelfs de geur van niet meer zo verse eieren die van het warme bad wasemde, veroorzaakt door een weinig sulfur, mocht de pret niet drukken. In de modder van 25 graden bleef je ook nog eens gewichtloos ronddobberen. Top, top en nog eens top! Na de totale ontspanning kanooden we gezellig terug naar onze eigen camping. Helemaal privé is die trouwens niet meer. Gisteravond arriveerde een Zwitsers stel. Ze zijn voor de tweede keer langere tijd in Turkije. Nadat we vanmorgen door hen uitvoerig zijn ingelicht over de niet te missen natuur- en cultuurschoonheden die dit land nog voor ons in petto heeft, zijn we er defintief niet meer zo zeker van dat we nog veel verder komen dan Turkije. Het land houdt ons in zijn greep: er is nog zo veel te zien en de afstanden zijn nog zo immens. Een blik op de kaart en in onze beurs doet ons vermoeden dat we hier zeker nog wel twee maanden zoet kunnen blijven. Daarna is ons visum verlopen. Het geld zal tegen die tijd ook wel op zijn trouwens. Zelfs Iran lijkt een te optimistisch gekozen doel te zijn geworden. Niet dat we het niet hadden kunnen halen, maar Turkije verplicht je tot een gedegen en langdurig verblijf. Ook goed. Voorlopig kijken we slechts per 200 km vooruit. Na de zuidkust wachten Capadocië en de binnenlanden van Anatolië op ons. We verheugen ons er al op weg te komen van het nog zeer Westerse Turkije. Wel hopen we dat de gemoederen tussen West en Oost –om met deze hatelijke maar zo actuele tegenstelling te spreken– bedaard zullen blijven in dit land. We maken misscien wel een aardig doelwit, doelgeel eigenlijk, in het Oosten. Voorlopig is er van spanning nog helemaal niets te merken en ook kampeerders die juist uit de Islamische binnenlanden komen hebben enkel gastvrijheid ontmoet. Dat is fijn om te horen. Verdere bestemmigen (bijvoorbeeld rond Van, aan de noordgrens van Koerdistan en dichtbij de Iraanse en Armeense grens) zullen afhangen van animo, bus, financiën en politiek dus. Ach, nog te ver vooruit in alle opzichten om hier nu al onze bestemmingen te kiezen. Hoe dan ook blijft het voorlopig Turkije voor ons.
Het is wat beter weer in Nederland hè? Soms zijn wij verdrietig ’s avonds bij het beluisteren van de wereldomroep die het Nederlandse weer voorleest. Hier wil het maar niet lukken met de herfts. Onze thermometer blijft weigeren om onder de 30 graden te zakken. Maar maak jullie geen zorgen, we slaan ons er wel doorheen.
29 oktober 2001, vanuit Sanliurfa, Turkije
In de statistieken zagen we, tot onze verbazing, dat er nog met grote regelmaat naar onze website wordt gekeken. Aangezien ons dat nogal saai lijkt de laatste tijd, bedachten we dat we er weer eens wat nieuws op moesten zetten. Hier komt het.
Lang lang geleden lieten we jullie achter in Dalyan. Van daaruit vervolgden wij onze weg langs de zuidkust en deden we een stop in Myra, waar we die lieve oude sint probeerden te vinden. Die komt namelijk niet echt uit Madrid, maar uit de kustplaats Myra. De goedheilige Turk was echter niet thuis. Sterker nog, zijn graf was leeg. Logisch natuurlijk, hij is niet dood aangezien hij sommigen van ons nog elk jaar trouw al die kadootjes komt brengen. Alle gekheid op een stokje, we zagen zijn kerk en die was niet bijster indrukwekkend om eerlijk te zijn. Gelukkig had Myra nog een tweede attractie in petto: de Lycische graftomben die op onmogelijke plekken uit de rotswanden zijn gehouwen. Voor toeristen waren de door gangen met elkaar verbonden graven helaas niet meer toegankelijk, maar ook vanaf de grond was het complex erg mooi. We arriveerden de avond te voren wat te laat om nog een fatsoenlijk bezoek te brengen aan de tomben. Voor de plaatselijke hotelier en zijn familie was dat voldoende aanleiding om ons uit te nodigen voor raki en olijven en tomaten en bier en nog van alles op zijn terras. De dochter des huizes fungeerde als tolk kon met ons haar Engels oefenen. Uiteraard was de avond met al deze versnaperingen zo om, de nacht ook evenals een deel van de ochtend: toen we suf onze gordijntjes opentrokken waren de eerste bussen met toeristen alweer geleegd.

Myra was een eigenlijk slechts een tussenstop op onze weg naar de befaamde boomhutjes van Olympos. Deze plaats herbergt voor de verandering een Lycische ruine en een oud zeeroverskasteel in de kliffen, maar is toch vooral bekend als mega-leuk backpackersoord. ’s Zomers is het hier stampvol vanwege de knusse boomhutjes, geweldig weer, strand en alle andere accessoires voor rugzaktoeristen uit de hele wereld maar vooral uit Australie. Zo’n allerschattigst hutje namen we voor twee nachten en daarna zetten wij ons op de bijbehorende camping om de kosten wat te drukken. Het was een zeer gezellig complex met vele zitjes vol kussens, allerlei spelletjes om te spelen, een tv met BBC en Euronews, een bar, twee uitermate trouwe hondjes, en onbijt en heerlijk vegetarisch diner was bij de prijs inbegrepen. Voornamelijk vanwege dit heerlijke eten dat je elke avond werd voorgeschoteld en het niet hoeven doen van een afwas bleven we iets langer dan de bedoeling was, zes nachten in totaal. Behalve spelletjes, tv kijken, eten en wat in de kussen liggen deden we ook nog wel een paar cultureel verantwoorde dingen; onder andere het eeuwige vuur van Chimaera. Na een flinke wandeling en een behoorlijke klim in de zinderende hitte kwamen we opeens op een kale vlakte met overal vlammetjes. Hier komt ’t een of ander gas uit de aarde dat ontvlamd zodra het het aardoppervlak bereikt. Volgens de overlevering komt het vuur van een ooit door een dappere Griek verslagen draak die de aarde invluchtte en sindsdien zijn woedende, hete adem naar boven stoot. De turken claimen bovendien dat het idee van het olympisch vuur hier vandaan komt. Verwarrend, want het Griekse Olympus schijnt eveneens het patent op die fakkel te hebben. Vast een gevoelige kwestie.


Verder hebben we de zee uitgeprobeerd, waar visjes in je tenen komen bijten en deden we een avonturentocht door de ruines van Olympos. Dit waren nog een echte ruines, totaal overwoekerd en verstopt tussen de bomen en het struikgewas. Met de twee honden van het huttenkamp zijn we ook nog een dag naar een schildpaddenkwekerij gelopen. Die was opgezet door een Engels echtpaar, met als doel de schildpadden weer uit te zetten als ze groot genoeg waren. Erg leuk, een enorme berg babyschildpadjes en wat volwassenen. Die vrouw was erg begaan met hun project en gaf uitgebreid uitleg over de schildpadden, heel erg leuk. Jammer genoeg hadden ze geen vrijwilligers meer nodig aangezien de schildpadjes over drie weken in winterslaap zouden gaan. En ten slotte leerden we wat een granaatappel was, misschien weten jullie dat allemaal, maar wij waren zeer onder de indruk. Gelukkig kwam iemand ons meteen voordoen hoe je dat moest eten anders hadden we mooi voor gek staan door er gewoon in te bijten. Je behoort het namelijk open te snijden en de enorme berg pitjes die erin zitten kun je dan lospeuteren en opeten, erg lekker.
Na al deze dagen onbeschaamd relaxen begonnen we een beetje te vergeten in welk land we zaten aangezien het huttenkamp ook in deze meer verlaten maanden nog erg Australisch en Amerikaans georienteerd was. We besloten dat het tijd was dit backpackersoord te verlaten en eens wat van het binnenland te gaan bekijken. Op naar Cappadocia!
Onderweg maakten we nog een korte stop bij het onder bevel van Attaturk gerestaureerde theater van Aspendos en bij de wonderschone waterval van Antalya. Die laatste doemt totaal onverwacht op in een simpel stadspark dat ineens een gigantisch verval kent. Midden in de stad ligt dus ineens een diepe groeve die je pas ziet als je erinstaat. Heel apart toch wat ze in Turkije allemaal verzinnen, de efteling kan er nog een boel attracties vandaan halen. Ons volgende doel was een dagje natuur. Op weg dus naar een heel mooi en totaal verlaten zoetwatermeer, waar we ons 1-jarig jubileum vierden met een roze mini-taartje en waar ’s morgens de geiten op onze bus probeerden te klimmen.

Verder op doortocht naar Cappadocia stopten we bij het museum annex graf van Mevlana Rumi, in Konya. Mevlana is de brenger van de Sufi mystiek, vooral bekend van de wervelende Derwishes. We waren nu al bijna in Nevshehir maar trokken eerst nog en dag uit voor een lange wandeling door de Ilhara vallei. Hier begon Cappadocia eigenlijk al, met zijn uiterst vreemde rotsen die soms als raketten, kegels, paddestoelen en dan weer als piemels in het landschap staan geploft. Een drietal vulkaanuitbarstingen bedekte dit land miljoenen jaren geleden onder tientallen meteres tufsteen. Vervolgens erodeerde die zachte substantie weer langzaam onder invloed van regen en wind. Op veel plekken was echter een harde toplaag ontstaan waardoor de tufsteen eronder niet gemakkelijk kon uitstlijten. Daardoor ontstonden er overal vreemde pieken en plooiingen met vaak een enorm rotsblok als hoedje. Erg gelachen soms maar vooral ons verbaasd over het ongelofelijk afwisselende en fantastische gebied. De tocht door de vallei was de wandeling van ons leven. Het was een aaneenschakelink van oooh’s en aaah’s: soms flink klauteren over en onder woeste rotsblokken, dan weer door een vlak veldje met koeien en ezels, om vervolgens te worden opgewacht door een decor uit willekeurig welke science fiction film. Tis opnieuw net de Efteling, maar dan echt. Na elke bocht van de rivierbedding werd je weer verrast door een compleet andere en buitenaards mooie aanblik. Behalve die knotsen is er in vroeger tijden ook driftig gehakt en gekrast en gefrescood hier door de Christenen. Om de haverklap legden zij kerkjes aan in de zachte tufsteen die zich uitermate goed leent voor het uitgraven en uithakken van huizen, tunnels, wijnmakerijen, kerken dus, en wat dies meer zij. Daarbij waren hun dorpjes op die onverwachte plekken erg moeilijk te vinden voor iconoclasten en zo is er nog heel wat bewaard gebleven voor het nageslacht en voor Nijmeegse toeristen. Twee dagen later maakten we opnieuw een tocht door weer andere valleien, dit keer in Goreme. De eigenaar van de camping, die in alle opzichten leek op wijlen Herman Brood, bood aan om ons door het merkwaardige land te loodsen. We liepen met hem en zijn eveneens geschifte hond zes uur door de roze vallei, de duivenvallei en de rozenvallei. Van onze gids leerden we alle vruchten en eetbare planten kennen en ook de takken die je als sigaret kunt gebruiken. Wat is het toch leuk als je iets van de natuur kent: het brood, het water en de appels die we zelf hadden gekocht waren totaal overbodig. De herfskleuren en het herfstige zomerweer maakten alles compleet.

Na vier dagen hadden we genoeg van Cappadocia: we hadden alles wel zo’n beetje gezien, inclusief de acht verdiepingen diepe ondergrondse stad van Derinkuyu, en wat overbleef was standaard toeristenvermaak. Wat nu? Ongemerkt was het in dit deel van Turkije gemeen koud geworden ’s nachts. Steeg de temperatuur overdag nog tot boven de 20 graden, ’s nachts vroor het een beetje! Oei, het was niet echt warm in de bus en we hadden al onze kleren al aan. Aan de ene kant wilden we graag naar het noordelijker gelegen Sivas, want daar waren we immers uitgenodig bij onze kelner uit Kusadasi. Die zou rond deze tijd terug zijn in zijn geboorteplaats en wellicht bood het ons een mogelijkheid om eindelijk een echt in contact te komen met het Anatolische leven; een andere kant van Turkije die we eigenlijk nog nauwelijks hadden gezien. In Sivas zou het echter nog kouder zijn. Om die reden was een verder trek naar het Oosten voor ons al afgevallen. De Ararat, het Van-meer en andere plaatsen in de buurt van de Iraanse grens hadden we al afgestreept omdat de winter er echt aankwam. Sivas zou nog wel kunnen, evenals delen van de Zwarte Zee-kust. Aan de andere kant wilden we ook nog naar de Nemrut Dagi — de 2150 meter hoge berg Nemrut, spreek uit als Nemroet deuheuh. Maar die lag naar het zuiden en ook op die top werd het snel kouder. Zogauw er sneew viel werd de toegangsweg onbereikbaar. Gingen we naar Sivas, dan konden we ook de Nemrut schrappen. Wat was het beste? Precies op de splitsing van de wegen naar het noorden en het zuiden, in Gurup, besloten we naar Sivas te gaan en belden we Mustafa alvast vanuit een telefooncel. Maar die bleek nog helemaal niet uit Kusadasi te zijn vertrokken. Tsja, dan was het simpel. We sloegen dus meteen rechtsaf richting Nemrut en richting warmere nachten. De laatste 30 kilometer voor de top verliepen in slakkengang. Was de weg geasfalteerd dan was hij bochtig en stijl, was de weg wat vlakker dan ontbrak een wegdek. 10 kilometer voor de top kreeg je een combinatie van beide. Gek genoeg waren de allerlaatste kilometers van geweldige kwaliteit. Volgend jaar zou een compleet nieuwe weg gereed zijn. Voor ons deed het er niet toe want Rossinante kon alle ontberingen aan. Op de top was het uiteraard verlaten, en ongelooflijk koud. We kregen echter een zeer warm onthaal van de kaartjesverkoper die rond zijn kacheltje met thee zat te wachten tot de sneeuw kwam en hij eindelijk naar beneden naar de bewoonde wereld mocht. Die sneeuw zou niet lang meer op zich laten wachten; we waren dus nog net op tijd gekomen. Naast een fraai uitzicht — jammer van die regenwolken — was de bergtop bezaaid met gigantische beelden van onder meer Apollo, Zeus, Heracles en koning Antioche. Die laastste is niet zo bekend, maar de pief dacht dat hij het wel was en dat hij net zo’n grote was als die anderen en daarom liet hij de beelden van de goden uithakken met een van hemzelf erbij. Heel apart allemaal. Na de top konden de truien, jassen, sjaals, en handschoenen weer uit en hobbelden we weer heel langzaam naar beneden.


De volgende grote stop zou Urfa worden, tegenwoordig Sanliurfa genoemd. Die stad, dicht tegen de Syrische grens, zou erg Oosters georienteerd. En inderdaad! Veel bazaars, veel Arabieren en veel Koerden. We werden onmiddelijk uitgenodigd bij de mensen van het plaatselijke KNMI. Momenteel gaan we onze vijfde dag in in deze stad waarin de vijver van Abraham is gelegen met zijn heilige karpers. Veel!!! Als je ze voert, kun je over de glibberige wezens lopen naar de overkant. Het mag niet, maar hey, het kan. We hebben een heel leuk onderkomen gevonden bij Mahmut, Hussein en Hikmet: drie Koerdische studenten die in het eerste opzicht net zo leven als wij. Al gauw bleek echter hoe moeilijk het is voor studenten in Turkije (uitzichtsloos), en vooral hoe moeilijk het is voor Koerden in Turkije. Onze Koerdische gastheren zijn alawieten maar hun identiteitsbewıjzen ontkennen dat. Daarop staat vermeld dat ze islamitische Turken zijn. In het openbaar mag het Koerdisch nog steeds niet worden gesproken en samenscholing wordt gedoogd. Niet meer dan dat; sinds een jaar is er een eigen “cultuurhuis” in de stad waarin vooral jongeren de taal leren spreken en lezen, de folklore dansen en liederen leren die herinneren het verlangde land en aan de bloedige strijd tussen Turken en Koerden van een jaar of zes geleden. Zaterdag waren we er op bezoek en de atmosfeer is hartverwarmend. Ocalan is de onbetwiste held en martelaar. Dat doet wel de wenkbrouwen fronsen bij ons want wij kennen hem in het westen voornamelijk als bandiet. Onze vrienden hebben broers verloren in de strijd tegen het Turkse leger; wat zouden wij dan vinden van onze aanvoerder, zo vragen wij ons af. De wens om naar Europa te komen is groot bij alle jongeren, desnoods zonder de juiste papieren. Behalve kennis van de sociaal-politieke situatie leren we veel over Urfa en over het zuid-oosten van Turkije. Bovendien gaat ons Turks en nu ook ons Koerdisch behoorlijk vooruit. Eindelijk hebben we een plek gevonden waar we wat meekrijgen over wat het betekent om in Turkije te leven: over broodprijzen die elke dag stijgen bijvoorbeeld en over een democratie die er eigenlijk helemaal geen is. Met ons gebrekkig Turks en hun gebrekkig Engels komen we er goed uit en bovendien is het gestuntel aanleiding voor een hele boel lol. Ja, Urfa is een sort of homecoming al voelen we ons veel te rijk voor hier. Langzaam schakelen we erop over het brood en de versnaperingen voor de avond voor onze kosten te nemen. Dat valt nog niet mee met deze gastvrijheid maar elke dag mogen we wat meer terugdoen. Vandaag is een vrije dag in Turkije, de 78ste dag van de Republiek. Voor onze vrienden hier geen feestdag want ze hebben niets op met Attaturk. De lange parades met groot militair vertoon en veel marcherende kindertjes die door de steden trekken maken alleen maar duidelijk dat het grote geld in Turkije naar het leger gaat, voor nog stoerdere tanks en betere techonologische snufjes. En dit terwijl de mensen het elke dag moeilijker hebben om hun eten nog te kunnen betalen. Morgen gaan we naar de universiteit van Urfa. Die is vernoemd naar de oudste islamitische universiteit, die van Harran, hier 50 kilometer vandaan en op een steenworp van Syrie. We waren er zaterdag. Er is onenigheid over de vraag of de ruine er inderdaad een is van de oudste universiteit met de toren als astronomische observatieruimte (zo zeggen de alawietische Koerden), of een van een van de oudste moskeeen in Anatolie, met de toren als ongewoon ogende minaret (zo zeggen de islamitische Turkse). Alas, we blijven nog graag een tijdje in Urfa en omgeving. We willen nog onder andere nog naar Mardin, Diyarbakir en Gaziantep. Daarna zien we wel weer verder. Gisteravond was Van, een stad in het Oosten waar we ooit naartoe wilden, op het nieuws: metersdikke sneeuw en verkeer in grote problemen. We keken elkaar aan en wisten dat het goed was hier.



Tot slot nog wat nieuws van het technisch front: Rossinante maakt het erg goed en maakt het gezellige grasmaaier geluid zoals het hoort. We hebben inmiddels wel ook de tweede achterband vervangen. Voorts lekt er behoorlijk wat olie, maar niet altijd (?) en is een steen tegen onze koplamp gekeild. Bij thuiskomst moeten we dus een nieuw glaasje bestellen. Het goede nieuws is dat de achteruitrijlampen het weer doen nadat ik op de gok een kabeltje had verplaatst van de minpool van de bobine naar de pluspool. Hoera! Geheel onafhankelijk daarvan doet nu nog maar 1 koplamp het bij het ontsteken van de lichten terwijl de auto niet op contact staat en brandt het lampje van de handrem nu ook als ik gewoon rem. Erg bijzonder en erg raadselachtig, maar niet erg. Snapt iemand het? Misschien komt het door die steen, maar daar geloven wij eigenlijk zelf niks van. Voor de rest alles paletti.
Hou jullie goed allemaal en tot de volgende keer. Veel groeten!
9 december, Cannakkele, Turkije
Hallo iedereen! Het is lang geleden dat we jullie iets lieten horen, maar geen paniek, we zijn er nog. De laatste levenstekenen voor de meesten van jullie stuurden wij vanuit de Oost-Turkse stad Sanliurfa. Daar dachten wij dat we aan de terugweg naar Nederland zouden beginnen omdat Iran niet meer haalbaar was met de naderende winter, en Pakistan al helemaal niet meer in verband met andere zaken. Net toen we erover dachten hoe dan toch terug te rijden bedachten we dat we voor de grap eens konden proberen om een visum voor Syrie te ritselen aan de grens. Volgens de boekjes en volgens een telefoontje naar de officiele instanties was dat een hopeloze onderneming, maar ach, we waren in de buurt. Twintig mintuten na aankomst bij het grensplaatsje stonden we tegen de snorren van het Syrische douaneleger aan te turen; aan de Arabische zijde wel te verstaan. Wat ging dat gemakkelijk! Met deze voorspoed bedachten we dat we dan ook Jordanie wel zouden halen. Op naar Petra, de Wadi Rum woestijn van Lawrence of Arabia, de havenstad Aqaba aan de Rode Zee, en op naar de drijfbare Dode Zee! Binnen twee dagen stonden voor de immense schatkamerpoort van de Nabataers in Petra (bekend van Indiana Jones 3 en nu ook van Rossinante), weer iets later lagen we te dobberen tussen de vrolijk gekleurde visjes en koralen van de Rode Zee. Vervolgens kameelrijden in de Wadi Rum woestijn en opnieuw dobberen, maar nu op onze rug, in het Dode Zeewater. We waren ruim een week in Jordanie en deden nog veel meer, maar om dat precies op te typen lukt even niet (zie beneden).





Vanuit Aqaba reden we dus langzaam weer naar boven, dat zal duidelijk zijn als jullie er een kaart bijpakken. Vanuit de plek waar Mozes ooit naar het beloofde land tuurde, en er zijn beroemde blik over de woestijn wierp waarvoor hij nog een prestatieprijs heeft gekregen, floepten we opnieuw zonder enige problemen de grens met Syrie over. Dit keer gingen we dit land eens wat beter bekijken. Na de torenhoge prijzen in Jordanie is Syrie weer een feest. De mensen ook. De rondrijdende kermiswagens – normale vrachtautos maar dan uit de jaren zestig totaal volgehangen met gekleurde lampjes – en ontelbare oldtimers maakten dit een fantastisch landje. In het statige Damascus bleven we een week, in een ontzettend leuk hotelletje midden in het centrum. Hier begonnen we ook al flink met onze kerstinkopen. We aten ons de blubber aan de falafel en dronken ons duizelig aan het vers geblenderde multivruchtensap. De ruines van het eeuwenoude Palmyra en het mooiste kruisvaarderskasteel op Aarde – dat van Krak de Chevalier – bezochten we, evenals de waterwielen van Hama en de souqs van Aleppo. Geweldig allemaal, en dat in twee weken Syrie.



En waarom zijn we zo kort van stof over al dat moois? Well…op het ogenblik zitten we alweer in Turkije, en alweer bijna aan de grens met Griekenland. We zijn gearriveerd in een leuk hotelletje in Canakkele, internetverbinding, lekker ontbijt, auto voor de deur, niet duur enzo, lekker warme douche. Het enige minpuntje is een beetje dat we zijn ingesneeuwd, zeg maar. We kunnen eerlijk gezegd niet mee voor- of achteruit. Hier in Canakkele gaat een veer naar het Europese deel van Turkije…als het gaat. Misschien morgen weer. We dachten met gemak thuis te kunnen zijn met kerst, maar als de weersverwachtingen kloppen, wordt die planning een klein beetje krapper. Het plan is om morgen te hopen op een veerboot en dan misschien wel langzaam langzaam de Griekse grens te passeren. In een dag of vijf moeten we daar toch doorheen kunnen zijn, tot in de havenstad Igoumenitsa. Vandaar gaat dan een veer naar Venetie, en dan zouden we toch in een dag of vijf in het warme Nederland moeten kunnen zijn. Dan moeten we alsnog op tijd met de kadootjes onder de boom kunnen zitten.
Ach, het is allemaal niet zo erg hoor, als het nou maar niet zo goddomme koud was overal! Op dit moment beslaat onze monitor van de ademwolkjes die we uitstoten. Dan is Nederland nog heeeel ver weg. Maar hee! We hebben twee blikjes erwtjes en nog wat sinaasappels, dus geen zorgen, tot overmorgen redden we het nog wel. We hebben ook een deken gekocht en een muts voor in de bus, want die is duidelijk niet gebouwd voor dit soort winters. In Nederland is het lekker weer he? Fijn voor jullie.
Als onze fotorolletjes niet zijn bevroren zullen we wel een keer uitgebreid verhalen komen vertellen over deze afgelopen weken, bij een kachel en warme chocomel ofzo. Eigelijk wilde we dit verhaal toevoegen aan onze site, maar dat lukte niet op de een of andere manier. Zal de kou wel zijn. Doet er niet toe, we gaan nu weer gauw uitloggen en onder onze nieuwe deken zitten met een muts op onze kopjes. Daag!



Hallo Jongelui,
We kwamen bij toeval op jullie website terecht en kregen meteen een ontzettend deja vu gevoel. Wij maakten ooit een zelfde soort reis, met eenzelfde soort geel busje met exact dezelfde gebreken. En we hebben dus ook dezelfde soort foto’s gemaakt.
Als jullie dat leuk vinden, kan ik wel eens een paar van onze foto’s naar jullie mailen.
Met vriendelijke groet,
Peter&Christine
LikeLike